Presb. Luik, A.I.L. 1523-1533 (1521-1551) Den Bosch Heer Jan van Balen, zoon van de vorige notaris, ging op 31 oktober 1515 in Leuven studeren als Joannes de Balen de Buscoducis. Na zijn terugkomst in Den Bosch leerde hij de praktijk van het notarisvak bij zijn vader voor wie hij omstreeks 1520 enkele akten ingrosseerde. In 1521 en 1522 vervaardigde hij als notaris en clericus van het bisdom Luik zelf enkele akten die nu verloren zijn gegaan. Tot 1521 bezat hij als clericus ook het beneficie van het altaar van St.Jan Evangelist, St.Catharina, St.Barbara en St.Oda in de kerk van Someren dat hij in dat jaar afstond aan heer Henrick sBruyns. In 1522 of 1523 werd heer Jan tot priester gewijd. Aanvankelijk was hij beneficiant van de St.Jan. Zo betaalde heer Jan van Balen, priester ende beneficiaet, in 1526/27 aan de O.L.V.-broederschap 30 stuivers voor het levenslange gebruik van een kist in het O.L.V.-koor van de St.Jan. In hetzelfde jaar loste magister Johannes Balen, filius Johannis, presbiter als buitenlid van de broederschap met 30 stuivers zijn doodschuld af. Uit de laatste vermelding is tevens op te maken dat hij zijn studie met succes had afgesloten als meester in de artes. Heer Jan volgde zijn vader op in enkele van diens financiële functies. Zo trad hij in 1525 op als gemachtigde van het Groot Begijnhof en was hij van 1531 tot 1545 gemachtigde voor Den Bosch en omgeving van het Heusdense St.Catharinaconvent. Tevens verleende hij tussen 1532 en 1536 namens de officiaal decharge aan executeurs-testamentair die door middel van kwitanties hadden bewezen dat ze de in testamenten vermaakte vrome legaten ook daadwerkelijk hadden uitgekeerd. Hij was verder sinds 1530 absent rector van de kapel in Middelrode bij Berlicum en van de kapel op 't Hout bij Helmond. Later verwierf hij ook het rectoraat van de kapel in Wijbosch bij Schijndel. Op 25 februari 1533 werd hij ten slotte - net als eerder zijn neef heer Jan Peters van Balen - ontvangen als kanunnik van de St.Jan. Hij behield zowel zijn prebende als de drie genoemde beneficies tot aan zijn dood in 1551. 1) Als notaris kreeg heer Jan op 16 februari 1529 de protocollen van zijn vader toegewezen. Hoewel mag worden aangenomen dat hij goed bekend was met zijn vaders hand moest hij steeds wanneer hij één van diens concepten of minuten in een collatie wilde opnemen een verklaring laten afleggen door anderen over zijn vaders hand en over diens wettigheid en algemene bekendheid als notaris. Deze formaliteit werd in 1534 bijvoorbeeld verricht door heer Gerart Naetz, kanunnik, en heer Pauwels Zegers, beneficiant van de St.Jan (zie nr.343), en in 1538 door Frans Vuchs en Willem Baliart, poorters van Den Bosch. Nadat in 1531 de admissie tot het ambt van notaris verplicht was gesteld voegde heer Jan aan het onderschrift van zijn akten toe "per dominos de Consilio Curie Brabantie continuatus". Hoewel er nog geen tien akten van hem bewaard zijn moet zijn werkelijke productie veel hoger hebben gelegen. Op 23 juli 1552 schreef notaris Henrick Oliviers namelijk onder een afschrift van een door heer Jan opgestelde minuut van 7 januari 1533: "Deze copie is getrocken ende gescreven bij mij notario nagenoempt vuyt zekere protocolle innehoudende meer dan tweehondert ende vijftich bescreven bladeren blats formate, gehouden ende gesubsigneert bij heeren Jannen van Balen, canonick der collegiate kercke van Sint Jan Evangeliste tot tsHertoigenbossche, als openbaeren notaris aldair als hij leefden geresideert ende d'officie van notarisscappe geëxerceert hebbende." 2)
Heer Jan bezat gedurende zijn leven verschillende huizen in Den Bosch. Op 19 mei 1530 ontving hij twee huizen met erven en een tuin aan de Papenhuls in erfcijns van heer Henrick die Bruyn, waarschijnlijk dezelfde als de eerder genoemde Henrick sBruyns. De huizen hadden voorheen als één huis toebehoord aan heer Bartholomeeus Crom (nr.228). Heer Jan betaalde er 6 Carolusgulden per jaar voor en nam nog een aantal vaste lasten voor zijn rekening. Vervolgens droeg hij op 9 maart 1532 beide huizen over aan Lysbeth, weduwe van Willem Moer alias Clockgieter. Op 19 april 1531 kocht hij een huisje met poort, tuin en achterhuizen in de St.Jorisstraat. Dit huisje zou volgens Van Sasse van Ysselt samen met een ander huis sinds 1591 deel hebben uitgemaakt van het refugiehuis van de Kartuizers te Vught. Hij verkocht het weer op 10 juni 1539. Zijn moeder Katherijn droeg aan hem op 17 april 1534 het vruchtgebruik over van onder meer eenderde deel van het huis, het erf, de poort en de twee huisjes of kamers in die poort, die voorheen van zijn vader waren geweest. Het huis lag aan de Zijle of achter het Wild Varken, enerzijds naast het erfgoed van Jan Bax (nr.27) en anderzijds naast het erfgoed van de secretaris meester Marten die Greve. Ten slotte verkochten de kerkmeesters van de St.Jan en Jan Bax ter uitvoering van het testament van een andere kerkmeester op 10 juni 1540 aan hem een huis met poort, erf, put en achterhuis, gelegen aan de zuidzijde van de Choorstraat. Het lag toen zowel naast het voormalige huis van de Zusters van Bethanië, dat toen als Vondelingenhuis dienst deed, als naast de kamer van meester Henrick vander Moelen, zoon van Victor vander Moelen (nr.268). Dit huis was nog in het bezit van heer Jan toen hij in 1551 zijn niet-bewaarde testament maakte. Heer Jan overleed op 19 oktober 1551 en werd bij het St.Jorisaltaar in de St.Jan begraven. Zijn broer Christoffel wordt in 1559 nog als uitvoerder van zijn testament genoemd. 3)
|
Noten | |
1. | Schillings, Matricule, III 521 nr.34; Bijlage II 31.16; RANB, SET 2, nrs.XII (27 apr.1521) en XVII (9 okt.1522); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 156, 214-215, II 104; OLVB 52, band 10bis, fo.88r, fo.108r (1526/27); GAH, Clarissen 58 (1525); Hoppenbrouwers, Inventaris ... Sint-Catharina te Heusden, xli; RANB, SCH 32, 33 en 35.1.2 (15 dec.1531), 38 (29 mei 1545), 272 (21 jan.1540), 293 (13 mrt.1539); GAH, Coll.Aanv. 8069b nr.4 (20 okt.1532); GAH, GG 3426 (20 jan.1536); Schutjes, Geschiedenis, IV 255, V 646; AAB II, hs. Kievits, p.23; APB, St.Jan II, Obituarium, p.305, p.455; Vgl.: Juten, Consilium, 177. |
2. | Tabel 3.2, nr.59; Bijlage II 31.12, 31.17; GAH, Coll.Aanv. 8069b nr.2 (7 jan.1533); Verwijzing naar akte: Frenken, Peijnenburg, "De Bossche cantorie", 157 (4 mei 1532) (= ABH, Kap.St.Jan, Registrum Cantoriae, p.101); Door heer Jan gecollationeerde afschriften: Bijlage II 31.17, 246.9, 416.2; GAH, GG 2207 (18 apr.1526); GAH, Blokken 2357 (24 nov.1497). |
3. | GAH, RA 1311, fo.369r-v (19 mei 1530 en 9 mrt.1532: supportavit; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 377 (19 april 1531 en 10 juni 1539), II 582 (10 juni 1540 en 1551); GAH, GG 3266 (17 april 1534); RANB, SCH 297 (20 dec.1559); Zie ook: GAH, GBW 518, fo.440v-441r (16 juni 1535); AAb II, hs. Kievits, p.23 (18 okt.); APB, St.Jan II, Obituarium, p.305, p.455 (19 okt.). |
A.M. Frenken en J.W.M. Peijnenburg, 'De Bossche Cantorie' in: Van Blauwe Stoep tot Citadel (1988) 157